zondag 31 maart 2013

Examenstress




Vandaag heb ik examen gedaan. Dat lijkt niets vreemds maar het was een toelatingsexamen voor een sollicitatieprocedure. Als ik de test met goed gevolg heb afgelegd dan mag ik op gesprek komen. Omdat het in Antwerpen was, besloot ik het zekere voor het onzekere te nemen en had ik van mijn huidige werk een QWERTY toetsenbord geleend. Want blind op AZERTY typen zou vast en zeker een onvoldoende opleveren.
Gewapend met mijn toetsenbord en sinds lange tijd weer op hoge hakken bestormde ik de trappen van de parkeergarage want mijn speling van een half uur was al opgeslokt door het drukke verkeer. Gelukkig was het onder de grond nog lekker koel. Hijgend klapte ik de deur naar buiten open en stapte zo uit de donkere ondergrondse, het felle zonlicht in van het heerlijke voorjaarszonnetje. De terrasjes zaten al overvol. Mijn conditie was erbarmelijk slecht en beschaamd liet ik me snel op het muurtje van de airconditioningroosters zakken. Adem in, adem uit. Terug naar de buik.
Ik haalde mijn uitnodigingsmail uit mijn tas om het huisnummer op te zoeken toen een man die naast me een sigaretje zat te roken zei: “Dat is daar mevrouw, schuin aan de overkant van de tramhalte.” Ik keek hem lachend aan en antwoordde verontschuldigend: “Ah, dank u. Even op adem komen. Ik kan toch moeilijk hijgend op een sollicitatieprocedure aankomen.”
“Ik moet daar ook naar toe,” zei de man terwijl hij zijn sigaretje op de grond gooide en doofde met zijn voet. “Maar ik zit hier al even. Ben met de trein gekomen, geen stress, geen files. Lekker relaxed met een bakje koffie.”
Geen Belg dus en ook geen Nederbelg want dan is bakje koffie al lang vervangen door n’n tas koffie.
“Waar komt u vandaan als ik vragen mag?”
“Uit Groningen, vier uur met de trein. Drie met de auto.”
Met hernieuwde belangstelling bekeek ik mijn buurman. Hij droeg een spijkerbroek, had een gouden oorknopje in zijn linkeroorlel (de rechter kon ik niet zien) en had een grote rieten strandtas bij met bruine lederen hengsels.
Het was eruit voor ik het wist: “Voor welke functie gaat u solliciteren?”
“Directiesecretaris bij de Gemeente.”
“Wat toevallig, ik ook.”
We stonden op, het was inmiddels kwart over vier. Tijdstip van ontvangst. Aanvang van het examen was om half vijf. We liepen samen de trambaan over, tussen de auto’s door en meldden ons als een koppeltje bij de receptie. De dame zat met een dikke trui in een hokje van ongeveer twee bij twee. Ik kreeg het al warm van alleen maar naar haar te kijken. We moesten onze naam invullen in het register en werden naar de lift doorverwezen, 8e verdiep.
De lift was erg klein, het ging net. Boven stapten we zo een kantoortuin in. Het uitzicht was adembenemend maar lang konden we er niet van genieten. We volgden een medewerkster en kwamen in een vergaderkamer. Er zaten zo’n 7 dames aan een grote tafel, steeds één stoel ertussen. Tegen het afkijken natuurlijk.
Er was maar plaats voor acht dus mijn eerste concurrent werd afgevoerd, naar een ander zaaltje. Mannen en vrouwen gescheiden.
Verwachtingsvol keek ik naar de computersnoeren die uit de gaten in de tafels staken. Zouden de laptopjes nog binnengebracht worden?
Op tafel lagen acht groene portfolio’s en enkele velletjes blanco A-vier. De medewerkster legde uit wat de bedoeling was. We kregen precies een uur om een postbakoefening uit te voeren. Dit ging volledig anoniem, onze naam mocht nergens op de papieren voorkomen. Als we klaar waren moesten de papieren in de bruine grote envelop en daarna kon onze naam op een papiertje worden ingevuld en in het aangehechte kleine envelopje gestopt.
Ons examen zou anoniem beoordeeld worden en pas als het cijfer genoteerd was, werd onze naam toegevoegd.
Ik schoot nog net niet in de lach. Daar zat ik, in mijn mooiste kleedje (jurkje voor de Nederlanders) met mijn QWERTY toetsenbordje in mijn tas. Ik had beter een uitveegbare pen van de kinderen in mijn tas gestopt. De hoeveelheid werk die verricht moest worden loog er niet om. Alle opdrachten waren gericht aan een zekere L die met de noorderzon vertrokken was en waar ik (lees mijn mede conculega’s) eigenlijk door ingewerkt zou worden. Volkomen op jezelf geworpen in een denkbeeldige gemeente moesten we mails beantwoorden, vergaderingen inplannen, afspraken maken, problemen oplossen, klachtenbrieven beantwoorden enzovoort. Mailtjes moesten op het ene formulier ingevuld worden en andere zaken op het memo blad. Twee blanco maand-uitdraaien van outlook waren de agenda.
Back to basis. Of loopt België dan toch daadwerkelijk achter zoals de Nederlanders beweren en ik altijd met hand en tand verdedigde? Met kramp in mijn vingers van het schrijven probeerde ik de race tegen de klok te overwinnen. Wat miste ik mijn toetsenbord waar je soms je gedachten nog even kon terugdraaien met de backspace toets of een foutje kon herstellen met delete.
Ik hoopte dat er geen verborgen camera’s in de zaal hingen want mijn rode wangen zouden wel eens op examenstress kunnen duiden. Maar gelukkig zijn camerabeelden altijd zwart-wit. En het was geen stress maar opwinding. Ik leefde! Was uit mijn winterslaap ontwaakt. Wat vond ik het leuk.
De deadline werd niet gehaald, slechts door één van ons. Geruststellend sprak de medewerkster ons toe. Zijzelf had destijds de test ook niet afgekregen. Het was opzettelijk zoveel om te testen of we stressbestendig waren en prioriteiten konden stellen. Daar ben ik hopelijk dan toch voor geslaagd.
Voor de rest moeten we gewoon afwachten. En dat tempo ligt dan weer iets lager, op ambtenarenniveau zullen we maar zeggen.
©Elles Jansen, 6 maart 2013

Geen opmerkingen:

Een reactie posten