vrijdag 10 mei 2013

Pollenbroek



Pollenbroek

https://encrypted-tbn2.gstatic.com/images?q=tbn:ANd9GcSNjX-5YmUUbLrweX6zuoi3eMlKk5FG3mGXKfVD70Lzp4Dg0H6m

Ik zal het nooit vergeten, 30 april 1987. Koninginnedag en voor mij een nieuw begin. Op 1 mei zou ik namelijk starten met mijn nieuwe felbegeerde baan in het ziekenhuis. Daar wilde ik al zo lang werken. Maar met lichte paniek snoot ik de ene zakdoek na de andere vol, waren mijn ogen zo rood alsof ik een week had lopen janken. Help, ik zou toch niet ziek worden? “Goedemorgen, kunt u me doorverbinden met de directeur patiëntenzorg? Ja, hallo, met uw nieuwe secretaresse. Ik kan vandaag niet komen, ik ben ziek”.  Zie je het voor je? No way.

Ik belde direct naar de dienstdoende huisarts.
“Kom maar naar het spreekuur tussen 10.00 – 12.00 uur” zei een vriendelijke assistente.
Bezweet en kortademig zat ik in de wachtkamer. Mensen schoven al een stoel op omdat ze niet besmet wilden worden met één of ander virus. Al was er in die tijd nog geen sprake van het vogelvirus of de Mexicaanse Griep.
Dokter Hamer had al snel een diagnose gesteld. Met een klap viel de veroordeling tot levenslang. Hooikoorts. Pollen in de lucht, het luchtige voorjaar zou nooit meer hetzelfde zijn.
O, er waren wel medicijnen hoor. Gewapend met oogdruppels, neusspray en slaapverwekkende antihistamine verliet ik de praktijk.
De BeeGees galmen door mijn hoofd en zachtjes zing ik: Highfeever, Highfeever yeah.

Vandaag is het de laatste Koninginnedag. Een nieuwe fase, pas gestart in een andere job.
Dat geldt echter niet voor mijn hooikoorts. Het is nog nooit zo erg geweest. Het vocht komt nu langs alle kanten…. Hier is geen Tena-lady tegen bestand. Terwijl ik aan het wandelen ben met onze hond komt er zo’n enorme niesbui dat ik terug naar huis moet lopen. Mijn broek zeiknat. Terwijl ik een flinke ruk geef aan de hondenriem, het beestje snapt er niks van dat we alweer terugkopen, loop ik tegen beter weten in te wrijven in mijn jeukende ogen. Tranen lopen over mijn wangen. De lente is nu toch wel voorgoed uit mijn leven, als je merkt dat je in de overgang sukkelt en daar de ongemakken gratis bijkrijgt. Hormonen laten je weer voelen hoe is het is om het ene moment te zingen en het andere moment stik chagrijnig te zijn om niks. Janken bij emotionele films. Het lijkt wel op zwangerschap alleen geen leuke baby als beloning dit keer.
Goedbedoelde adviezen van vriendinnen om bekkenbodemspieroefeningen te doen, terwijl je zit, onder het aardappelschillen, tijdens het strijken. Ik knijp me een ongeluk maar telkens als ik moet niezen, voel ik het gaan….. Opnieuw vult een deuntje mijn gedachten: Ain’t no stopping it now….

Morgen maar even afspraakje maken bij de huisarts, dokter van der Plas.
©Elles Jansen, 30 april 2013

dinsdag 30 april 2013

Sprookjes bestaan niet, of toch wel?

inzending schrijfwedstrijd op de schrijverssite Boekvoorhaar.

Opdracht: schrijf het schuin gedrukte verhaaltje verder af. Max 1500 woorden.

 

Met grote tegenzin heb ik mijzelf naar dit themafeest geduwd.

‘Het is goed voor je om er eens uit te zijn,’ moest ik constant, van verschillende vrienden, aanhoren. Doch, hier aangekomen vraag ik mij nog steeds af wat er goed aan zou kunnen zijn. Ik voel mij niet op mijn gemak in mijn outfit, die mijn vrienden mij ongewenst cadeau hebben gedaan, met het oog op dit feest.
Ach, ze bedoelen het goed.

Ik bestel een kop koffie en besluit om het feest braaf uit te zitten. Met een geforceerde glimlach op mijn gezicht kijk ik quasi belangstellend in de rondte. Het is heel moeilijk om als single ergens binnen te stappen zonder dat je de mensen goed kent. En een nieuwe relatie, ik moet er niet aan denken!
Mijn aandacht wordt getrokken door een vermakelijke lach en automatisch zoek ik naar de eigenaar (eigenaresse) van die heerlijke stem. Mijn ogen ontmoeten een bijzonder stel mooie ogen en even staat mijn hart stil. Vergis ik mij? Keken wij elkaar langer aan dan gebruikelijk is?


De muziek uit Duizend en één Nacht vult de ruimte. Het orkest, voor de gelegenheid ook uitgedost in exotische jurken en Dothi-broeken, fonkelende sieraden en een grote tulband op het hoofd van de drummer. De hoge fluittonen betoveren het publiek, een opgewonden geroezemoes vult de ruimte. Met mijn in satijnen handschoenen verpakte hand pak ik een glas champagne van het zilveren dienblad van een passerende ober. Hij kijkt met vriendelijk aan, ik zie een lichte bewondering in zijn ogen als deze langzaam over mijn outfit glijden. Dat geeft me moed. Als je ergens bent waar je niemand kent, is elke vriendelijke blik welkom en een waarderende blik doet wonderen met je zelfvertrouwen. Ik glimlach terug maar besef dat hij mijn mond niet kan zien, de sluier laat niets van mijn gelaat zien. Alleen mijn zwaar opgemaakte ogen zijn zichtbaar. Zorgvuldig heb ik vanavond voor de gelegenheid laag voor laag aangebracht. Eerst zwarte eyeliner en kohlpotlood. Toen goud en glitterpaars met een in water gedoopt kwastje. Ik heb een waar schilderwerkje verricht, al zeg ik het zelf. Totaal onherkenbaar en mijn ogen zijn zo sprekend dat ze het sterkste onderdeel van mijn vermomming zijn geworden.

De prachtige, soepele stof van de oranje jurk valt als een waterval naar beneden. De jurk omsluit mijn borsten om vlak eronder met een strakke brocante band uit te waaieren tot op mijn Turkse muiltjes. Daar ben ik ook gelukkig mee, met mijn muiltjes. Ik sta hiermee stevig op de grond, hoef niet bang te zijn te struikelen op onmogelijke punthakken.  Het zou niet de eerste keer zijn…

Nippend aan mijn champagne, kijk ik om me heen. Mijn ogen volgen de dansende paren op de dansvloer en vervolgen hun weg naar de gasten die vanaf de zijkant toekijken of in gesprek zijn. Niemand staat alleen. Ik voel me terug kwetsbaar worden, de bemoedigende blik van de ober lijkt een eeuwigheid geleden. Opeens gaat er een rilling over mijn rug. Ik voel me bekeken en draai mijn hoofd een beetje naar rechts. Daar zijn ze weer, diezelfde mysterieuze prachtige ogen die de mijne aan het begin van de avond al hadden geraakt. Ze houden opnieuw mijn blik gevangen. Dat is geen toeval meer. Mijn hart maakt een sprongetje, ik schrik van mezelf.

Snel draai ik mijn hoofd de andere kant op en probeer in beweging te komen maar mijn benen voelen als kauwgom. Dit mag niet, ik wil dit niet. Ik ben hier nog niet aan toe.

Ik neem een grote slok uit mijn glas, de alcohol brandt in mijn slokdarm. Het helpt, mijn benen willen weer en ik loop tussen de dansende paren naar de overkant van de zaal. De tuindeuren staan open en ik wandel de tuin in. Frisse lucht. Heerlijk. Een zachte lentebries voert de toverfluiten mee naar buiten. De bezwangerde lucht van in bloei staande kersenbloesembomen vult mijn neusgaten. Ik adem diep in. Langzaam verdwijnt de paniek die ik op voelde komen. Ik maak de sluier los en laat de buitenlucht mijn verhitte gezicht beroeren. Iets verder op staat een bankje en ik ga zitten. Met mijn ogen dicht adem ik diep in en weer uit. Mijn gedachten voeren me terug naar oudjaar. Mijn man had die avond uitgekozen om te sterven. Hij was aan het einde gekomen van zijn krachten, wilde niet meer verder strijden. Jaren heeft hij steeds een stukje in moeten leveren, hij wist dat hij op een dag niet meer zou kunnen ademen. De spierziekte had alles aangetast. Eerst zijn benen, hij kwam in een rolstoel. Toen konden we nog best veel doen. We hebben gereisd en bezochten musea en concerten.

Toen kon hij zijn handen niet meer bewegen, hij had bij alles hulp nodig. Nog steeds gingen we, nu in een gemotoriseerde rolstoel, er op uit. Tot ook dat niet meer ging. Onze wereld moest naar binnen komen in ons huis. Vrienden kwam op bezoek. Brachten verhalen mee uit verre landen, foto’s en videofilms voerden ons mee naar plaatsen die onbereikbaar waren maar toch weer niet.

Een bevriende huisarts heeft hem uit zijn lijden geholpen, hij wou dat ik het nieuwe jaar in zou gaan met een nieuwe start. Een nieuw leven, gedaan met mantelzorg. “Nu wordt het jouw tijd” zei hij vlak voor hij ging. Hij nam de dodelijk cocktail in met een proostend gebaar. “Op jou schat, dank voor alles. Op het nieuwe jaar, gelukkig nieuwjaar.”

Toen het vuurwerk buiten losbarstte was binnen de stilte oorverdovend.
“Mag ik?”
De diepe stem haalde me onmiddellijk terug in het heden. Ik keek op en wist in welke ogen ik zou kijken.
Ik kon geen woord uitbrengen en knikte alleen maar.
Mijn hart bonkt zo hard dat ik ervan overtuigd ben dat hij het kan horen, of anders toch kan voelen op dit houten bankje want ik voel de aarde onder me bewegen.

“Duizend en één sterren” zegt hij en wijst naar de hemel. Inderdaad, de sterren fonkelen om het hardst.
Mijn ogen zoeken de poolster, me inbeeldend dat het Paul is dit op me neerkijkt.
“Ik ken hier niemand, en jij?”
“Ik ook niet.”
“Hoe ben je dan hier verzeild geraakt mooie prinses?”
“Ach, zoals in een sprookje maar dan bedacht door een boze stiefmoeder” zeg ik in een poging het luchtig te houden. De moeder van Paul moest eens weten, de schat. Zij heeft me hier naar toe gedirigeerd onder het mom van “je moet er eens  uit, onder de mensen komen. Paul zou dat ook gewild hebben. De tijd om te rouwen is voorbij. Wees nu eens dankbaar wat Sonja voor je geregeld heb en ga naar dat feest.” De tijd om te rouwen is voorbij! Dat maak ik zelf wel uit.
“Tja boze stiefmoeders, spreek me er niet van, mogen schoonmoeders daar ook voor doorgaan?”
Nu word ik toch wel een beetje nieuwsgierig en kijk opzij. Mijn vragende blik moedigt hem aan om verder te praten.
“Wie denk je dat ik voor moet stellen?”
“Een sultan?”
“Fout, nieuwe poging. Je krijgt er drie.”
“Drie?”
“Ja drie, anders zwaait er wat.”
Ik moet lachen.
“De Sjah van Perzië.”
“Warm, laatste poging.”
“Ik geef op.”
“Nu al? Ik had je toch wel hoger ingeschat. Bang?”
Hij steekt zijn hand uit tot vlak bij mijn gezicht. Ik hou mijn adem in en bedwing te neiging om op te staan en weg te rennen nu het nog kan.
Hij raakt me niet aan, pakt de punt van de sluier en bevestigt deze terug vast met het haakje.
“Zo, anders komt er helemaal niks van.”
Ik kijk hem vragend aan.
“Ik ben Koning Sjahriaar uit Duizend en één nacht. Bedrogen door mijn ex-vrouw.”
Hij zegt het zo serieus dat ik het wel uit mijn hoofd laat om te lachen.

Zijn ogen worden droevig als hij zijn verhaal begint. Hij vertelt het zonder diep in details te treden maar uit alles blijkt dat zijn vertrouwen in de vrouwen een behoorlijk deuk heeft opgelopen. Zijn ex-schoonmoeder is hem altijd blijven steunen. Keurt het gedrag van haar dochter sterk af en gaat niet meer met haar om. Ze houdt zijn huis schoon, vult zijn koelkast met eten en klaargemaakte maaltijden. Ze wast en strijkt en zorgt dat hij niets tekort komt.
“Ze is als een moeder voor me” zegt hij. De zijne is er vandoor gegaan toen hij vijf was.
En nu had zijn schoonmoeder besloten dat het maar eens klaar moest zijn met rouwen. Hij moest maar weer eens op zoek. Ze kende nog wel een leuke vrouw die ook het nodige had meegemaakt. Ze was er jaren over de vloer gekomen als Wijkverpleegkundige voor de verzorging van haar man die inmiddels gestorven was.
Opeens ging er een vonk door me heen. Sonja! Zij had het kaartje voor dit gekostumeerd bal aan me gegeven. Samen met de doos waar mijn jurk en muiltjes in zaten.

“Je moet er eens uit meid. Je kan niet blijven treuren. Dat zou Paul nooit gewild hebben.”
 “Wil jij mijn Scheherazade zijn, en me duizend-en-één verhalen vertellen. Misschien dat ik tegen het eind wel zover ben om vrouwen weer te vertrouwen.” Hij zegt het met een lachje maar toch.
Ik kijk naar de sterrenhemel en zie een vallende ster.
“Ik geloof niet zo in sprookjes” zeg ik terwijl ik opsta.
Hij staat ook op en pakt mijn hand.
“Ik ook niet maar het leven is maar kort. Te kort om onverwacht geluk zomaar te verspillen.”
De gedachte aan nog duizend en één eenzame nachten laten me stilstaan.
“Oké, laten we zien wat het brengt.”

Ik ga op mijn tenen staan, geef hem snel een kus op zijn verbouwereerde gezicht en maak me uit de voeten. Een beetje ongemakkelijk want ik ben door mijn onbehouwen en spontane reactie uit mijn rechtermuiltje geschoten. Ik ren door en bij de deur draai ik me om. Daar staat hij in het maanlicht met mijn muiltje in zijn handen.

Een uitbundige lach borrelt in me op en ik loop zo snel als waardigheid toelaat, de balzaal door naar de garderobe. De vrouw achter de balie heeft in de gaten dat ze snel moet zijn en binnen een seconde ligt mijn jas met tasje voor me gereed. Terwijl ik me naar de uitgang haast vis ik de sleutels van mijn Lelijke Eend uit mijn tasje.

Ik trek aan de pook naast het stuur en prevel een schietgebedje, please start nu. Met een luide knal uit de geroeste knalpijp ontsnapt er een rookwolk uit het achterste van mijn Eend en schokkend kom ze in beweging. Ik zie nog net een gestalte aan komen rennen in mijn achteruitkijkspiegeltje……

 

 

zondag 31 maart 2013

De nieuwe kleren van de keizerin


Kleren maken de man is het gezegde maar vrouwen lopen er toch ook graag tiptop bij. Of niet dan?


Onlangs ging ik solliciteren in mijn lievelingsjurkje. Dat straalde ik waarschijnlijk uit; ik kreeg een uitnodiging voor een tweede gesprek. 
Net op dat moment piepte de lente om de hoek. Temperaturen stegen tot 16 graden. Reden om een nieuwe outfit te kopen. 




Ons dorp heeft er een nieuwe kledingzaak bij voor volslanke dames, onder een zeer toepasselijke naam "That's Me". Eindelijk eens niet drie kwartier moeten rijden maar gewoon vlak bij huis. 
Twee alleraardigste dames, wel in maatje 38, keurden alles wat ik aantrok. Ze waren oprecht kritisch en niet alleen maar met verkoopcijfers bezig. Omdat ik nog steeds een periode van werkloosheid in het vooruitzicht had – tenslotte was ik nog maar een maandje aan het solliciteren – moest ik me beperken tot één setje. Ik had de keuze tussen een heel leuk jurkje met een vestje, waar eventueel nog bruine laarzen onder gedragen konden worden, of hetzelfde vestje met een leuk shirtje en een rokje. Dat laatste was wel een mooie zakelijke combinatie terwijl het jurkje informeler was. De keuze was dus gemaakt. Met de concessie dat de winkeldames het jurkje achter zouden hangen en ik – als ik de baan had – terug zou komen om het alsnog te kopen.

Zaterdags liepen de temperaturen echter terug en als ik één ding apert niet wilde, dan was het wel met huidkleurige oma-panty’s en schoenen onder dat rokje op gesprek. Dus toverde ik mijn creditcard uit mijn tas. De afschrijving is pas aan het einde van de maand (wie hou je voor de gek) en kocht alsnog het jurkje. Maandag was het zover. Ik wou mijn jurkje aantrekken met een donkerbruine panty en laarzen toen ik bij het aantrekken voelde dat er iets niet in de haak was. Haak?

De winkeldames waren zo met me aan het meeleven dat ze vergeten waren het beveiligingslabel te verwijderen. Ik rommelde in het tasje van "That's Me" op zoek naar de bon. Maandag gesloten. Gewapend met schaar, voorzichtig om de stof van de voering niet te beschadigen heb ik het voor elkaar gekregen om het ijzeren pinnetje uit de plastic bol te krijgen. Een collega zei me later dat ik van geluk mocht spreken dat er geen inktpatroon in het veiligheidslabel zat. Ik wist niet eens dat dat ook nog een optie was.
Met de juiste make-up, niet te veel, haar quasi nonchalant – en voor de zekerheid een halve spuitbus haarlak want ik ging tenslotte naar Zeeland – liep ik nog even de slaapkamer van onze oudste zoon binnen.
“Ma, het sneeuwt buiten. Dan kan je echt niet in zo’n lente outfit gaan solliciteren. Waarom trek je je zwarte jurkje niet aan.”
Daar gingen de nieuwe kleren van de keizerin. Terug aan het kapstokje, de kast in.
Eenmaal in de auto inspecteerde ik mezelf nog in het autospiegeltje. Shit, wat een 'blote ogen'. Oeps, Mascara vergeten. Als een gek gebruikte ik mijn tien minuten speling om een naburig winkelcentrum te bestormen en bij de drogist zwarte mascara te kopen. De verkoopster wilde me nog van alles aansmeren.
“Sorry mevrouw, ik heb haast. Moet gaan solliciteren en was m’n mascara vergeten.”
“Denkt u dat dat uitmaakt mevrouw? Daar wordt u echt niet op afgewezen hoor.”
Ik nam het zekere voor het onzekere.
En gelukkig maar.
Ik ben de keizer te rijk, ik ben aangenomen.

Examenstress




Vandaag heb ik examen gedaan. Dat lijkt niets vreemds maar het was een toelatingsexamen voor een sollicitatieprocedure. Als ik de test met goed gevolg heb afgelegd dan mag ik op gesprek komen. Omdat het in Antwerpen was, besloot ik het zekere voor het onzekere te nemen en had ik van mijn huidige werk een QWERTY toetsenbord geleend. Want blind op AZERTY typen zou vast en zeker een onvoldoende opleveren.
Gewapend met mijn toetsenbord en sinds lange tijd weer op hoge hakken bestormde ik de trappen van de parkeergarage want mijn speling van een half uur was al opgeslokt door het drukke verkeer. Gelukkig was het onder de grond nog lekker koel. Hijgend klapte ik de deur naar buiten open en stapte zo uit de donkere ondergrondse, het felle zonlicht in van het heerlijke voorjaarszonnetje. De terrasjes zaten al overvol. Mijn conditie was erbarmelijk slecht en beschaamd liet ik me snel op het muurtje van de airconditioningroosters zakken. Adem in, adem uit. Terug naar de buik.
Ik haalde mijn uitnodigingsmail uit mijn tas om het huisnummer op te zoeken toen een man die naast me een sigaretje zat te roken zei: “Dat is daar mevrouw, schuin aan de overkant van de tramhalte.” Ik keek hem lachend aan en antwoordde verontschuldigend: “Ah, dank u. Even op adem komen. Ik kan toch moeilijk hijgend op een sollicitatieprocedure aankomen.”
“Ik moet daar ook naar toe,” zei de man terwijl hij zijn sigaretje op de grond gooide en doofde met zijn voet. “Maar ik zit hier al even. Ben met de trein gekomen, geen stress, geen files. Lekker relaxed met een bakje koffie.”
Geen Belg dus en ook geen Nederbelg want dan is bakje koffie al lang vervangen door n’n tas koffie.
“Waar komt u vandaan als ik vragen mag?”
“Uit Groningen, vier uur met de trein. Drie met de auto.”
Met hernieuwde belangstelling bekeek ik mijn buurman. Hij droeg een spijkerbroek, had een gouden oorknopje in zijn linkeroorlel (de rechter kon ik niet zien) en had een grote rieten strandtas bij met bruine lederen hengsels.
Het was eruit voor ik het wist: “Voor welke functie gaat u solliciteren?”
“Directiesecretaris bij de Gemeente.”
“Wat toevallig, ik ook.”
We stonden op, het was inmiddels kwart over vier. Tijdstip van ontvangst. Aanvang van het examen was om half vijf. We liepen samen de trambaan over, tussen de auto’s door en meldden ons als een koppeltje bij de receptie. De dame zat met een dikke trui in een hokje van ongeveer twee bij twee. Ik kreeg het al warm van alleen maar naar haar te kijken. We moesten onze naam invullen in het register en werden naar de lift doorverwezen, 8e verdiep.
De lift was erg klein, het ging net. Boven stapten we zo een kantoortuin in. Het uitzicht was adembenemend maar lang konden we er niet van genieten. We volgden een medewerkster en kwamen in een vergaderkamer. Er zaten zo’n 7 dames aan een grote tafel, steeds één stoel ertussen. Tegen het afkijken natuurlijk.
Er was maar plaats voor acht dus mijn eerste concurrent werd afgevoerd, naar een ander zaaltje. Mannen en vrouwen gescheiden.
Verwachtingsvol keek ik naar de computersnoeren die uit de gaten in de tafels staken. Zouden de laptopjes nog binnengebracht worden?
Op tafel lagen acht groene portfolio’s en enkele velletjes blanco A-vier. De medewerkster legde uit wat de bedoeling was. We kregen precies een uur om een postbakoefening uit te voeren. Dit ging volledig anoniem, onze naam mocht nergens op de papieren voorkomen. Als we klaar waren moesten de papieren in de bruine grote envelop en daarna kon onze naam op een papiertje worden ingevuld en in het aangehechte kleine envelopje gestopt.
Ons examen zou anoniem beoordeeld worden en pas als het cijfer genoteerd was, werd onze naam toegevoegd.
Ik schoot nog net niet in de lach. Daar zat ik, in mijn mooiste kleedje (jurkje voor de Nederlanders) met mijn QWERTY toetsenbordje in mijn tas. Ik had beter een uitveegbare pen van de kinderen in mijn tas gestopt. De hoeveelheid werk die verricht moest worden loog er niet om. Alle opdrachten waren gericht aan een zekere L die met de noorderzon vertrokken was en waar ik (lees mijn mede conculega’s) eigenlijk door ingewerkt zou worden. Volkomen op jezelf geworpen in een denkbeeldige gemeente moesten we mails beantwoorden, vergaderingen inplannen, afspraken maken, problemen oplossen, klachtenbrieven beantwoorden enzovoort. Mailtjes moesten op het ene formulier ingevuld worden en andere zaken op het memo blad. Twee blanco maand-uitdraaien van outlook waren de agenda.
Back to basis. Of loopt België dan toch daadwerkelijk achter zoals de Nederlanders beweren en ik altijd met hand en tand verdedigde? Met kramp in mijn vingers van het schrijven probeerde ik de race tegen de klok te overwinnen. Wat miste ik mijn toetsenbord waar je soms je gedachten nog even kon terugdraaien met de backspace toets of een foutje kon herstellen met delete.
Ik hoopte dat er geen verborgen camera’s in de zaal hingen want mijn rode wangen zouden wel eens op examenstress kunnen duiden. Maar gelukkig zijn camerabeelden altijd zwart-wit. En het was geen stress maar opwinding. Ik leefde! Was uit mijn winterslaap ontwaakt. Wat vond ik het leuk.
De deadline werd niet gehaald, slechts door één van ons. Geruststellend sprak de medewerkster ons toe. Zijzelf had destijds de test ook niet afgekregen. Het was opzettelijk zoveel om te testen of we stressbestendig waren en prioriteiten konden stellen. Daar ben ik hopelijk dan toch voor geslaagd.
Voor de rest moeten we gewoon afwachten. En dat tempo ligt dan weer iets lager, op ambtenarenniveau zullen we maar zeggen.
©Elles Jansen, 6 maart 2013

vrijdag 8 maart 2013

Reizend verlangen


inzending lezerscolumn Metro krant (februari 2013)

Reizend verlangen


Gretig dwalen je ogen over me heen. Als je klaar met me bent, lik je aan je vingers en sla je me over. Dan beroer je de volgende. Net zo makkelijk. Ik probeer niet jaloers te zijn. Positief te blijven en praat mezelf moed in.
Je moet weten dat ik me vereert voel dat jij mij een blik hebt waardig gekeurd. Dat je mij de moeite vindt.
En hopelijk blijf ik nog in jouw gedachten hangen vandaag. Heerlijk lijkt me dat. Misschien laat ik je niet meer los, sta je morgen op met een sluimerend verlangen dat je me opnieuw zult treffen in deze trein. Wees gerust, ik zal hier zijn, dat beloof ik. Want ook mijn hart klopt vol verwachting.
Wie wil er niet begeert worden, of bewonderd. Iemand tot tranen roeren, wellicht laten lachen. Doordringen tot andermans ziel, een gelijkgestemde. Of juist prikkelend naar meer van het onbekende.
Vandaag hunker ik naar een nieuwe uitdaging met jou, je buurman of je overbuurvrouw. Geen voorkeur voor sekse of leeftijd. Dat klinkt wel raar hé? Denk daar maar eens even rustig over na bij je heerlijk geurende bekertje koffie.
Je gaat me verlaten straks, als je bij je eindbestemming bent. Of misschien neem je me mee.

De trein mindert vaart, ik voel de tocht al langs me strijken als de tussendeuren open gaan.
Je hand strijkt over mijn aangezicht en ik weet mijn lot al zodra je opstaat en me geen blik meer waardig keurt.
De trein stopt. Mensen lopen me voorbij. De dame tegenover mij blijft zitten, ze is druk in de weer met haar mobiele telefoon. Ze is aan het What’s Appen of ze heeft duizend gratis sms’jes want het bliept de hele tijd. De “nieuwe tijd”, Social Media. Het heeft ook het fysieke contact met mij op een ander level gebracht.
Daarom is deze dag voor mij zo belangrijk. Mijn eerste publieke optreden voor onbekenden, voor wildvreemden. En de kunst is jou het gevoel te geven dat ik je ken, dat jij jezelf in mij herkent. Dat is de uitdaging. Ik ga er een nachtje over slapen. En hoop met heel mijn wezen, dat jij vaker mijn blog in Metro zult lezen.

Elles Jansen, 25 februari 2013 

maandag 25 februari 2013

Even afstoffen


 

Het was zeker vijf jaar geleden dat ik voor het laatst een sollicitatiebrief had geschreven Maar deze functie die voorbij kwam snellen via Jobrapido was te mooi om waar te zijn.

Bij een uitgeverij in Antwerpen werd een secretaresse/redactrice gezocht. Mijn vingers vlogen over het toetsenbord. In een half uurtje had ik, al zeg ik het zelf, een zeer originele maar ook gedurfde brief. Het kon twee kanten op gaan. De lezer zou gecharmeerd zijn van mijn lef en zijn of haar interesse zou direct gewekt zijn; …. Of ik zou direct in de prullenbak terecht komen.

Mijn CV werd “afgestoft” en een beetje opgesmukt met vaardigheden waarin in het profiel om gevraagd werd.

U zult het niet geloven, nog geen drie uur na het verzenden van mijn mail werd ik gebeld. Of ik tweede kerstdag op sollicitatiegesprek kon komen. Tweede Kerstdag?! Natuurlijk mevrouw. Geen probleem. “Kwam ik met openbaar vervoer of met de auto?”

Nu brachten wij de kerstdagen door aan de kust dus was de auto wel aanlokkelijker.
In dat geval mocht ik de dag na Kerst komen.
Nou mijn feestdagen konden niet meer stuk natuurlijk. Ik was zo opgewonden als een klein kind voor pakjes onder de boom.

Omdat ik zo lang niet gesolliciteerd had, kon een kleine voorbereiding geen kwaad natuurlijk. Ik leerde de hele website uit mijn hoofd, alle titels van de boeken en ik was zelfs de bibliotheek ingedoken om me te verdiepen in enkele door mijn hopelijk toekomstige werkgever, uitgebrachte boeken.

Op 27 december was het zover. Ruim op tijd parkeerde ik mijn auto in een smal straatje ergens in de buurt van Zuid. Nog een laatste check in mijn binnenspiegeltje en mijn lippenstift bijwerken. Ik stopte voor zeker drie uur geld in de parkeermeter en stak de straat over. Op nummer 60 keek ik aarzelend naar de afgebladderde, vergeelde witte deur.

Er hing een klein briefje met kriebelhandschrift waarop toch echt de naam van de uitgeverij stond en de aantekening dat wanneer er niet werd opengedaan men zich kon melden bij het magazijn, schuin aan de overzijde.

Ik belde aan. Na enkele minuten ging de deur open. Een vriendelijke juffrouw vroeg mij haar te volgen. We liepen een rode loper op en gingen daarna weer een trap af en kwamen op een binnencoer. Toen weer een andere trap op.

Boven aan deze trap was de overloop bedolven onder ordners en boeken. Er stond een ouderwets theeserviesje op een dienblad. Het leek wel antiek.
Ze klopte op een grote dubbele houten deur, en we gingen naar binnen.

Ik zag een oudere man in een overhemd met korte mouwen. Zijn armen waren spierwit en de blauwe aderen lagen dik op zijn handen. Hij zat aan een antiek eikenhouten bureau, wat bezaaid was met stapels manuscripten. In de boekenkast zag ik ordners staan met op de rug jaartallen uit de jaren zestig. Op zijn bureau stond een oude plant, ooit een orchidee.
In gedachten zag ik mezelf op mijn eerste werkdag al met een nieuwe vrolijke plant binnenkomen.

Stapels boeken lagen op de grond tot aan het plafond. Tussen al die oude boeken lag een modern foldertje met de laatste aanbiedingen. Ze gaven zo’n 56 boeken per jaar uit. Dat is toch meer dan één per week.

Het meisje ging achter haar eigen bureau zitten, daar stond de enige computer in het kantoor.

De oude man, ik noemde hem Roald Dahl, was de baas! Hij ging nog tweemaal per week met zijn auto naar Brussel en Brugge om zijn boeken te verkopen aan de boekhandel. Zijn ouders waren de uitgeverij begonnen en hij had het overgenomen. In 1960 was hij naar dit pand verhuisd. Dat was mij al duidelijk geworden.  Hier mocht wel even iemand een en ander afstoffen.

Het was een leuk gesprek. Tijdens de overtocht naar het magazijn hoorde ik dat Meneer al 75 jaar was. Het bood nu niet echt een stabiele toekomst maar alles wat ik daar kon leren was meegenomen. Helaas ben ik het niet geworden. Er waren meerdere kandidaten met ervaring in de uitgeverijwereld en dat kon ik niet bieden. Wel een originele brief volgens Meneer. Dat dan weer wel.

 

©Elles Jansen

Job gezocht


Na vijfentwintig jaar word ik volgende week werkeloos. Help! Ondanks de premie die mijn baas met pijn in zijn hart (door mijn gedwongen vertrek of het geldbedrag) beloofd heeft en waarmee ik het wel een half jaartje uit kan zingen, slaat de paniek toe. Eén van mijn belangrijke pijlers valt weg.



Gelukkig heb ik de liefde nog en een redelijke goede gezondheid en mijn kinderen (alles in willekeurige volgorde). Maar van de liefde kan je niet leven dus er moet brood op de plank komen. En geld in het laatje.

Het nieuwe solliciteren is natuurlijk via internet. De zoekmachines roepen dat ze mijn droomjob zo kunnen vinden. Vol goede moed meld ik me aan. Jobrapido, Stepone, Monsterboard, Jobat, vdab. Het zijn er teveel om op te noemen. Je hoeft je mailadres maar in te vullen en bij trefwoorden het soort job dat je zoekt en iedere ochtend stroomt je mailbox binnen met allerlei jobs.

Het verbaast me iedere dag opnieuw dat ik bijvoorbeeld bij locatie Antwerpen heb ingevuld maar banen krijg te zien in Brussel, Brugge, Gent, Hasselt, Vilvoorde en zo verder.

Ook het woord secretaresse kom ik maar zelden tegen. De meest vreemde functies worden me aangeboden.

Met enige weemoed verlang ik terug naar de ouderwetse Gazet waar ik enkele pagina’s vol advertenties door kon lezen en met rode stift een cirkeltje kon zetten rond de perfecte job en met blauw of groen de tweede opties.

Als je dan eindelijk wat gevonden hebt dan is het nog niet zo eenvoudig hoor om je brief op de juiste plek te krijgen. Eerst moet je een CV aanmaken of inlezen. Dat valt nog mee. Dan moet je inloggen en nog veel meer gegevens invullen en dan heb je nog een vakje waar je in min en max 250 woorden aan kan geven waarom jij juist die persoon bent die ze zoeken.

Soms krijg je in je inbox het hele formulier terug als bevestiging. Dan zie je dat je lay-out helemaal niet meer zo is als je eerst had ingegeven. Voor een secretariële functie niet geheel onbelangrijk. Het oog wil ook wat en je presentatie moet top zijn.

Dan begint het wachten. Gelukkig kan je op iedere smartphone ook je mail uitlezen. Het wachten van de post op de mat is verleden tijd. Dat zou rust moeten brengen, dat je nu op ieder moment van de dag je post kunt ontvangen. Met het grote verschil dat je niet weet wanneer je post bezorgd gaat worden en je om de haverklap je gsm checkt. En dus een hele dag slecht gehumeurd rondloopt omdat je nog niets gehoord hebt.

Gek word je ervan, van dat wachten.
En sommige bedrijven hebben niet eens de beleefdheid om je een afwijzing te sturen. Weken wacht je ongeduldig af.

Ook wil ik nog wel even wat kwijt over de afschrijvingen. Sommigen zijn zeer kort en onpersoonlijk. Anderen prijzen je om je ervaring maar zeggen dan zeer beleefd dat het ze spijt om je te melden dat je ondanks alle goede punten toch niet uitgenodigd wordt. De eerste keren heb ik gebeld, of teruggemaild met de vraag waarom ik afgewezen wordt.

En dat is wat ik alle wanhopige werkzoekende nu mee wil geven. Ze verzinnen om het even wat om je af te wijzen. Daar word je onzeker van. Laat het niet gebeuren. Maak het niet persoonlijk. Het haalt je gedrevenheid weg en dat ga je uitstralen. Leg het opzij en richt je op de volgende. Ergens is er een baan voor jou. Het duurt even en soms wel maanden. Maar het komt, zolang je maar positief blijft.

Succes aan ons allemaal.

 

Februari 2013 / Elles Jansen

zaterdag 26 januari 2013

De sprekende hond



“Onze hond kan praten,” zei mijn zoon met volle overtuiging tijdens zijn spreekbeurt in de vijfde klas van de lagere school. Zijn meester zat achter in de klas toen ik juist op dit moment binnenkwam met onze hond Chat. Een eigenzinnige blonde cairnterriër van twee jaar. De kinderen hingen aan de lippen van het tengere ventje dat voor het schoolbord stond, zijn brilletje een beetje afgezakt maar zijn ogen twinkelden. Achter hem hingen foto’s van onze hond als pub en posters van hondenvoer.

“Oh, wat een schattig hondje,” kweelden de meisjes.
“Mogen wij hem aaien, mevrouw?” en schuivende stoelpoten krasten over het novilonzeil. De hond schrok een beetje en liet zijn staartje tussen zijn pootjes zakken.

“Iedereen op zijn plaats,” riep de meester met luide stem. Braaf ging onze hond zitten want plaats was een zeer herkenbaar woord voor hem.

De opgewonden kinderen zweefden boven hun stoeltjes, leunend met hun armen op de tafeltjes om het hondje toch maar goed te kunnen zien.

Mijn zoon was een beetje de draad kwijt door alle commotie en de meester hielp hem weer op weg met de woorden: “Sven, zei je nou dat je hond kan praten?”

“Jawel meneer, ik zal het u tonen.”

De spanning in de klas was te snijden toen Sven voor onze hond kwam staan en zei: “Zeg het eens Chat, kan jij zo praten?”

“Woehoehoe,” antwoordde onze Chat en zijn staartje kwispelde vrolijk heen en weer.

Pff, opgelucht liet ik mijn adem ontsnappen. Thuis praatte onze hond altijd maar je zal net zien dat hij dat in een vreemde omgeving niet doet, en dan zou mijn zoon mooi afgaan voor de klas.

De meester raakte oprecht geïnteresseerd, als journalist had hij al veel meegemaakt maar dit mooie staaltje communicatie tussen kind en dier was toch wel bijzonder.

Sven raakte op dreef en ging een heel gesprek aan met onze hond. De kinderen vonden het prachtig. Ze wilden ook wel met Chat praten. Ze probeerden en probeerden maar Chat hield zijn kaken op elkaar. Kwispelde vrolijk en liet zich aaien maar liet geen kick.

“Zie je wel dat die stomme hond van jou niet kan praten,” zei de grootste pestkop van de klas.

“O jawel hoor,” zei Sven, “je moet natuurlijk wel hondentaal kunnen spreken anders verstaat ie je niet, hé Chat.”

“Woehoehoe, Waf Waf, AWhoe,” praatte Chat terug.

Sven gaf me een vette knipoog en ook ik deed een duit in het zakje en sprak onze hond toe die braaf terugsprak.

De meester kwam naar voren en zei tegen onze hond: “Zo, ben jij die viervoeter die ervoor zorgt dat Sven een dikke 9 krijgt voor zijn spreekbeurt?”
Even bleef het angstvallig stil, de hele klas zweeg en toen sprak Chat: “Woehoe, wrrr, awhoe,” en zat de pestkop met open mond, zonder geluid. Eindelijk sprakeloos.

Ons iele ventje, meestal in eigen gedachtenwereld verkerend had gesproken in een volle klas. Nooit meer heeft hij sindsdien nog problemen gehad met spreekbeurten, en onze hond spreekt nog steeds.

 

©Elles Jansen / 09-10-2012

 

Lange Jan (een P(l)akkende jeugherinnering)

Mijn zoontje komt thuis na een dagje helpen bij papa in de winkel. Trots laat hij zijn snoepzakje zien. “Kijk eens mama wat ik verdiend heb bij papa.” Dropsleutels, spekjes, kalkblokken en salmiak lollies zitten in de doorzichtige puntzak. “Jij mag ook iets uit mijn snoepzak kiezen mama” zegt hij en houdt joviaal de zak voor.




Ik kan het niet weerstaan, het snoep uit mijn kindertijd en pak de zak vast. Opeens zie ik daar een “lange Jan”. Kent u ze nog?

Mijn ouders gingen toen ik een klein meisje één keer naar Luxemburg op vakantie. Mijn opa en oma uit Terneuzen kwamen oppassen op mij en mijn twee oudere zussen. Op een dag ging ik met mijn opa en zus Annie fietsen naar Tholen. We hadden wat snoep van thuis meegenomen en ik gaf mijn opa op de brug tussen Halsteren en Tholen een Lange Jan. Het was echter geen Lange Jan maar een lange lat kauwgom, in van dat blauw-gele glanspapier. Mijn opa stak de hele lat in zijn mond en begon te kauwen, al snel begon hij te vloeken. Mijn strenge, protestante opa. Die altijd zo plechtig uit de bijbel voorlas. Uit het oude testament, aan zijn katholieke kleinkinderen want zijn enige dochter was met een Katholiek getrouwd.

Hij zat dus vloekend op zijn fiets, binnensmonds weliswaar, maar duidelijk vloekend.

We hadden wind tegen, ik weet het nog zo goed. De brug leek wel vijf kilometer, in plaats van twee en toen we eindelijk in het dorp Tholen waren en onze fietsen bij een terras neerzetten, vloog mijn opa met een knalrode kop naar binnen.

“Weet jij wat er aan de hand is Annie?” vroeg ik enigszins benauwd aan mijn zus.

“Nee, ik weet het niet”, zei mijn zus.

“Ga maar zitten, Elsje. Opa zal zo wel terugkomen.”

En daar kwam opa. Woest was hij. Ik had hem nog nooit zo boos gezien. En ik was bang, heel erg bang.

“Wil je dat nooit meer doen” zei hij.

“Kauwgom geven aan opa. Heel mijn kunstgebit was aan elkaar geplakt door die rotzooi.”

Ons Annie vloog op van haar stoel en stoof naar binnen.

’s Avonds in bed hoorde ik dat ze haar lachen niet kon houden maar dat niet wilde laten zien aan opa omdat hij al zo boos was.

Het heeft veel indruk op me gemaakt.

Opa is al lang dood, maar toen Max de Lange Jan voor mijn neus hield, kwam hij heel even weer tot leven.

Vergane Glorie



Onderstaande tekst maakt deel uit van een schrijfopdracht voor Schrijfatelier Alicia Kok waarbij een onderwerp of plaats beschreven moest worden zonder het in het artikel te noemen.
De afbeelding die ik hiervoor gebruikt heb, is gemaakt door Urban Fotograaf Patrick Bolle. Dank je wel Patrick, dat ik deze foto van jou hier mag plaatsen.


Verlaten en vergeten sta ik hier. Het is koud, de verwarming is afgesloten. Soms laat het vocht in de ruimte alles wat nog bewegen kan, piepen en schuren.

De oude muren zuchten en verf dwarrelt van het plafond naar beneden als sneeuw uit de lucht. Hoe oud het gebouw is durf ik niet te zeggen, vermoedelijk stond het hier al voor de Tweede Wereldoorlog. Het is stil, behalve op dagen dat buiten de wind waait en openstaande ramen laat klapperen. Dat is wel anders geweest.
 
In topdagen waren de gangen hier vol. Mensen liepen gehaast op en neer, in witte jassen. Kinderen renden elkaar achterna en werden tot stilte vermaand door hun ouders. Bezoekers liepen met gedempte stemmen met elkaar te praten, soms hoorde je een lach maar regelmatig liep men te huilen. Ik zou ze willen troosten. Vaak wist ik wat er aan de hand was want ik was er altijd. Dag en nacht. Ik hoorde alles hoewel bijna niemand rechtstreeks het woord tegen mij heeft gericht. Ja, soms, soms werd ik vervloekt. Maar dat deed me niks, ze konden niet zonder me dus ik wist dat het wel goed zat met mij. Ieder mens moet een keer zijn frustratie kwijt toch.

Er is nooit geweld tegen me gebruikt. Gelukkig niet. Niet dat ik zo makkelijk om zou vallen, ik kan wel tegen een stootje.

Ik hoop dat ik toch nog word opgemerkt. Heel af en toe komen hier mensen. Met fototoestellen. Behoedzaam stappen ze rond, staan af en toe stil. Met gedempte stemmen overleggen ze met elkaar. Geen gegil uit respect aan de ruimte waar ze zich bevinden. Ze plaatsen een driepoot op de grond en meten de belichting. Soms val ik binnen hun lens. Dan word ik vereeuwigd, zo noemen ze dat. Iemand zal me dan toch ooit wel opmerken en me komen halen? Ik ben nog lang niet afgeschreven, kan nog vele mensen van dienst zijn. Geduldig wacht ik af. Voorlopig verroer ik me niet.

© Elles Jansen 2012


 

copyright Patrick Bolle
 
 

De Stoel


Ik ben al heel oud. In 1853 met liefde gemaakt door Johannes Broeren. Mijn armleuningen en onderstel hebben heel vaak de beroering door zijn handen mogen ervaren. Eerst hardhandig, met schaven, beitels en nog ander gereedschap. Later werd ik licht gekieteld toen hij met schuurpapier mijn geraamte zo glad maakte als de huid van een nectarine. Mijn kenmerken kwamen tot leven en voorzien van een olielaklaag, werd ik beschermd tegen invloeden van kou en warmte van de haard en de zon.
Deze schurende behandeling, gevolgd door een heerlijk geurende voedende laklaag is in de loop der jaren vaak herhaald. Ook de bekleding van mijn rug en zitvlak is in de loop der jaren meermalen veranderd. Van zacht fluweel naar prachtige zware zijde uit het verre oosten.
De geur, mmm, als ik daar nog aan denk. Dat is beslist de meest glorieuze periode uit mijn leven geweest.

Ik heb ook gereisd, veel gereisd. Ik ben in Frankrijk geweest, Duitsland, Italië en nu woon ik in Nederland.
De mooiste herinneringen heb ik aan Frankrijk. Daar woonde ik in een prachtig kasteel. De dames die bezit van mij namen waren goed gemanierd. Ze zaten stil, waren ook niet zo zwaar.

Het is in Frankrijk waar ik voor het eerst in mijn leven kennis maakte met luxe. Hier kreeg ik de prachtige zijde waarover ik eerder sprak. Een patroon van bloemen, zo prachtig. Pasteltinten die in elkaar overliepen zoals inkt vervloeit in een glas water. De bloemen kon je ruiken in mijn stof. Het klinkt misschien onwerkelijk, maar toch beleefde ik het zo.

Over Duitsland wil ik het liever niet hebben. Hier werd ik absoluut niet gewaardeerd. Ik werd opzij gesmeten, vertrapt onder laarzen en de vellen hingen aan mijn geraamte. Je zou terecht van mishandeling kunnen spreken. Ik was toen al zo’n jaar of negentig.

Verlaten en vergeten heb ik jaren doorgebracht op een zolder. Helemaal gehavend en onder het stof. Tot ik ontdekt werd, bejubeld en in de hemel geprezen. Ik zou het helemaal gaan maken.

Mijn transport verliep zachtjes, luchtgeveerd. Zo ben ik in Nederland terechtgekomen. Opnieuw maakte ik kennis met een zeer liefhebbende man en handen die wisten wat ik verlangde. Karel Verschuren, onthoudt zijn naam goed, hij is een genie. Nadat mijn geraamte helemaal weer was geschuurd, geolied en opnieuw geschuurd en geolied stond ik naakt in zijn atelier. En toen kwamen de stoffen, ze ruisten tegen mijn armen, streken langs mijn benen. Ik smeekte, smeekte om Chinese zijde maar helaas. Mijn stem was niet luid genoeg of Karel was slechthorend. Uiteindelijk heb ik groene, fluwelen kleding gekregen. Niet zo opwindend maar goed, zo jong ben ik uiteindelijk ook niet meer.

Op een podium werd ik geprezen, mensen wilden mij hebben. Ze hadden er zelfs geld voor over. Tegen opbod werd ik verkocht.

Vol opwinding over mijn nieuwe thuis stond ik te fantaseren in het depot. Even dacht ik dat mijn einde naderde toen ik in een houten kist werd gezet. Maar mijn gezonde verstand nam het onmiddellijk over, dan zou men toch niet zoveel geld voor me betalen? Na een ritje in duisternis kwam ik tot stilstand. Het deksel ging eraf. Opnieuw enkele kreten van bewondering. Ik werd gelift, letterlijk. Eerst uit de kist en toen met een vierkant kamertje dat zacht naar boven zoefde. Mijn nieuwe thuis is voor mij een soort rusthuis. Ik ben met pensioen. Er mag niemand meer bezit van mijn nemen, aanraken is ook verboden. Dat laatste betreur ik wel. Wie wil er nu niet af en toe gestreeld worden. Maar ach, het is bekend dat men in een museum alleen maar mag kijken en niet aankomen.

 

© Elles Jansen 2012

 

 

 

woensdag 2 januari 2013

Een fortuinlijke dag

Met dit verhaal heb ik meegedaan aan een schrijfwedstrijd. Samen met 39 andere winnende verhalen is het gepubliceerd in een verhalenbundel "Ik feliciteer je"


Een fortuinlijke dag
Met trillende handen maakt Rachel de envelop open. Ze houdt de brief bij het licht en haar hartslag versnelt als haar ogen over de regels vliegen.

7 mei 2011
Geachte mevrouw,
Uw inzending op de prijsvraag is zo origineel dat u genomineerd bent om mee te dingen naar de hoofdprijs. Het is ons dan ook een grote eer u uit te mogen nodigen op onze openingsreceptie waar de winnaar bekend gemaakt zal worden.
U wordt zaterdag 14 mei a.s. om 14.00 uur opgehaald door onze chauffeur.
Met vriendelijke groeten,
Namens de directie,
Eric van Loof

Rachel laat zich in haar favoriete stoel zakken en kijkt uit het raam naar de spelende kinderen in het parkje voor haar appartement. Nog een weekje in spanning, zou haar felbegeerde plan dan toch gaan slagen?
De hele week voltrekt zich in een roes en eindelijk, eindelijk is het zover.
Het is zaterdag 14 mei. Rachel is al vroeg in de douche geweest en wacht in de hal op de taxi die haar naar de kapper zal brengen. Het ritje in de taxi is zoals altijd ontspannend. Heerlijk rondkijken op straat naar vrouwen achter kinderwagens, oude mannetjes die op een bankje zitten. De stad bruist van het leven. Trams rinkelen hun bel in de chaos van het verkeer. De ochtend vliegt voorbij en als kapper Jean Pierre haar blik vangt in de spiegel, kijkt Rachel hem met twinkelende ogen aan. Ze herkent de vrouw in het spiegelbeeld nauwelijks.
  “Ben ik dat?” vraagt ze verbaasd.
  “Succes Rachel, als iemand die hoofdprijs verdient, dan ben jij het wel.”
Buiten toetert de taxi en Jean Pierre loopt samen met haar naar buiten.
  “Ik bel je vanavond,” belooft ze en stapt in de wachtende taxi.
Thuisgekomen kan ze bijna niet eten van de zenuwen. Om klokslag 14.00 uur gaat de deurbel. Rachel pakt haar tas en loopt naar de lift. Beneden in de hal staat een echte ouderwetse Engelse chauffeur.
  “Mevrouw Peeters?” vraagt hij met uitgestreken gezicht.
  “Helemaal” antwoordt Rachel.
De chauffeur biedt haar zijn arm aan. Bij de auto aangekomen opent hij het portier van de prachtige, zwartglanzende limousine en Rachel zakt weg in de zachte lederen bekleding. Rustige muziek klinkt door de speakers en een glaasje jus d’orange staat in een houder op het midden van de brede achterbank.
  “Je zou haast denken dat ik al gewonnen heb,” zegt ze lachend tegen de chauffeur.
Zijn ogen treffen haar in de binnenspiegel maar verraden geen enkele emotie.
Bij de showroom is het een drukte van jewelste. Een rode loper ligt klaar en aan weerszijden staan prachtig witte plantenbakken met olijfboompjes.
De chauffeur stopt precies op de juiste plek en loopt om de auto heen om Rachel te helpen uitstappen. Statig loopt Rachel de rode loper over, links en rechts klinkt geroezemoes en fotocamera’s flitsen. Ze voelt zich een filmster.
Binnen staat een sympathiek ogende man tussen een groepje journalisten. Hij ziet Rachel binnenkomen en maakt zich los uit de opdringerige reporters.
  “Daar is mijn geëerde gast, mevrouw Peeters” zegt hij en hij loopt op Rachel toe. Zijn ogen twinkelen bij de gedachte aan wat nu gaat volgen. Alle hoofden draaien zich om naar Rachel en het wordt ineens muisstil.
Achter hem staat op een draaiend podium een auto onder een zwartfluwelen hoes. Het geroezemoes wordt hervat en Rachel voelt haar hartslag versnellen.
  “Welkom mevrouw Peeters,” zegt de charmante man.
  “Ik ben Eric van Loof, eigenaar van deze nieuwe showroom.”
“Goedemiddag, Eric. Ik ben Rachel en noem me alsjeblief bij mijn voornaam anders voel ik me zo oud” zegt Rachel glimlachend en biedt Eric van Loof haar rechterhand aan.
Hij kust haar hand en legt deze op zijn arm en samen lopen ze naar de klaarstaande roodfluwelen stoel bij het podium.
Nadat iedereen plaats heeft genomen stapt hij naar de microfoon.


  “Geachte aanwezigen, beste klanten en relaties” zegt hij, de aanwezigen aankijkend.
  “Vandaag is een zeer bijzondere dag. Na vijftig jaar neemt mijn vader afscheid als directeur van Garage van Loof, draagt zijn kindje over aan mij en openen we trots onze nieuwe showroom.”
      “Tevens wordt vandaag de hoofdprijs uitgereikt aan de winnares van onze prijsvraag.” Hij draait zijn hoofd veelbetekenend naar het ronddraaiende podium en kijkt vervolgens de gasten weer aan.
Fotocamera’s flitsen. De heer van Loof weet de spanning op te bouwen.
  “Stilte alstublieft” vermaant hij de toenemende onrustige aanwezigen.
  “Het zal u wellicht verbazen dat de hoofdprijs wordt uitgereikt aan een dame van bijzonder hoge leeftijd. Haar motivatie om deze auto te winnen heeft de jury unaniem doen besluiten om Rachel Peeters te verkiezen tot winnaar. Hierover later meer.”
  “Beste mevrouw Rachel Peeters, ik feliciteer u en overhandig bij deze graag de sleutels.”
  “Wilt u mij de eer bewijzen het doek samen te verwijderen?”
Rachel staat op en loopt samen met Eric naar de ronddraaiende auto. Het podium wordt stilgezet en ze pakken beiden een punt van het doek. Met een vloeiende beweging wordt het zwarte satijnen doek van de auto getrokken en komt er een prachtige wit glimmende Fiat 500 onder het doek tevoorschijn. Het is een schattig cabriootje en het rode linnen dakje is opengevouwen. Een snoepje om te zien. Een boeket fluweelrode rozen ligt op de motorkap.
Het publiek staat op en applaudisseert. Opnieuw flitsen de camera’s.
Na de nodige foto’s loopt Eric met Rachel terug naar de microfoon.
  “Lieve Rachel, mag ik u vragen om zelf verhaal te vertellen?”
Rachel aarzelt even, knikt dan en neemt plaats achter het spreekgestoelte.
  “Ik ben Rachel Peeters, geboren in Rome op 11 februari 1921. Mijn vader was een Joodse kunstschilder uit Antwerpen en werd verliefd op mijn moeder tijdens een schildercursus in Rome. Ze trouwden en kregen mij, hun enige dochter. Op mijn 18e was ik smoorverliefd op Edoardo, een jonge Italiaanse ingenieur werkzaam bij de Fiatfabriek en medeontwerper van de Fiat 500 Bollino. De oorlog brak uit en Edoardo heeft ons in een Bollino de grens over gesmokkeld naar een onderduikadres in België. De spannende rit met zijn vieren en onze bagage samengepropt in het kleine autootje staat me nog altijd helder voor de geest. Het was een rit met de nodige gevaren en Edoardo heeft ons leven gered. Hij kon echter niet bij ons blijven, hij moest terug naar Italië. Onze valse papieren waren afgegeven door een hoge officier in het Italiaanse leger. Als tegenprestatie moest Edoardo zijn diensten aanbieden als werktuigkundig ingenieur bij de speciale troepen van het Italiaanse leger. Ik heb hem nooit meer terug gezien.”
Rachel stopt even en neemt dankbaar een slokje water wat de assistente van Eric haar aanreikt. Ze slikt een paar maal en krijgt haar emoties weer onder controle.
“U moet weten dat ik zwanger was van een tweeling. Ze zijn veilig ter wereld gekomen hier in België. We zijn diverse malen van onderduikadres veranderd en na de oorlog zijn we naar Antwerpen verhuisd. Mijn vader heeft veel gedaan voor de Joodse gemeenschap. Jaren heeft hij gezocht naar Edoardo en ontdekte dat hij gevangen is genomen aan het einde van de oorlog. Daarna loopt het spoor dood, niemand weet waar hij gebleven is, of hij nog in leven is of ergens in een unaniem graf rust. Ik was nog jong, moeder van twee jongetjes en ben, toen ik dertig was, getrouwd met Danny Peeters.
Een noodlottig ongeval heeft in 1960 het leven gekost aan mijn lieve echtgenoot en de tweeling toen ze een weekje waren gaan vissen in Schotland. Ik was kapot van verdriet en was alle zin voor het leven verloren. Maar mijn vader vroeg me zijn werk voort te zetten in Joods Museum voor Deportatie en Verzet. Zijn jarenlange verzamelwoede van allerlei documentatie had bijgedragen aan de indrukwekkende bibliotheek. Al snel ging ik aan de slag als vrijwilligster en kreeg op een dag een dagboek in handen. Het bleek het dagboek van Edoardo.”
Rachel’s stem hapert maar moedig recht ze haar schouders, neemt opnieuw een slokje water en vervolgt haar verhaal.
“Edoardo beschreef alle plaatsen die hij ons wilde laten zien in zijn geliefde Italië als hij het strafkamp zou overleven en hij ons kon komen halen. Dat was zijn drijfveer om het vol te houden.”
Rachel stopt weer even. De herinneringen aan de eerste keer dat ze het dagboek onder ogen kreeg zorgen voor een waas van tranen. Zo pijnlijk maar tegelijkertijd zo enorm kostbaar. Moedig vervolgt ze haar verhaal.
“De plaatsen waren zo levendig beschreven, ik kon bijna de geuren ruiken van de pizza’s en Italiaanse wijnen. Hij beschreef ons geliefde Rome maar ook Tivoli, San Marino. Livorno, Verona en Firenze.
Ik ben oud, negentig jaar om precies te zijn en mijn laatste wens is, voordat ik sterf, in een Fiatje 500 al deze plaatsen te bezoeken. Via een oproep in de krant en op internet wil ik graag een jongeman zoeken die mij rond kan rijden zoals in de film Driving Miss Daisy.
En dan wil ik sterven in mijn geliefde vaderland. Mijn Fiatje zal ik nalaten aan de jongeman die samen met mij dit avontuur durft aan te gaan om mijn droom te verwezenlijken.”

Opeens klinken de klanken van Eros Ramazzotti door de speakers.
Er komt een leuke jongeman binnengewandeld in een chauffeurspak, hij draagt een stropdas in de kleuren van de Italiaanse vlag.
“Beste Rachel,” klinkt het door de microfoon. Eric staat achter het spreekgestoelte. “Ik feliciteer je nog een keer. Dit is Fabrizio. Hij zal je rondtoeren in Italië in je Fiat 500”.
Rachel moest gaan zitten, alle kleur was uit haar zorgvuldig opgemaakte gezicht weggetrokken. Het leek of ze terug was in de tijd. Fabrizio had iets heel bekends. Dat haar, die ogen. Zijn lippen. Het duizelt even en ze drukt haar geparfumeerde zakdoekje tegen haar neus. Dat helpt. De prikkeling in haar neus laat het suizen in haar oren ophouden.
Langzaam dringen de woorden van Erik weer tot Rachel door.
“Fabrizio werkt in Italië bij de Fiatfabriek en is bevriend met mijn dochter Juliëtte die daar stage loopt. Mijn dochter vertelde hem over de inzendingen op de openingswedstrijd waaronder jouw prachtige verhaal.
Fabrizio is twintig en in opleiding bij Giovani, de directeur van de Fiatfabriek. De vader van Giovani, Manfrede, heeft een butler die hem gediend heeft na de oorlog. Ze hadden elkaar ontmoet in een strafkamp. Een man die zo mishandeld was dat hij nooit meer heeft gesproken maar die wel het leven van Manfrede had gered in het kamp. Bij de bevrijding heeft Manfrede zijn vriend mee naar huis genomen en werk aangeboden als butler. De butler kreeg een relatie met de huishoudster en ze kregen samen een kind in 1950: Luca.
Luca en Giovani groeiden samen op.
Toen de moeder van Luca stierf ging ook zijn vader snel achteruit. Hij werd steeds zwakker en Luca zat op een avond te waken aan zijn bed. Hij kreeg een stapeltje brieven in zijn handen gedrukt. Oude brieven, het papier was vergeeld en met een touwtje aan elkaar gebonden. Zijn vader keek hem smekend aan. Luca maakte het strikje los en is gaan lezen. De brieven waren gericht aan ene Rachel in België. Er stond geen adres op de brieven, ze waren volgeschreven met verlangens over het rondtoeren in een Fiatje 500 naar plaatsen als Livorno, Verona, Firenze”. Eric pauzeert even.
Rachel hapt naar adem. Fabrizio loopt naar haar toe. Tranen stromen over zijn wangen, Italianen staan bekend om hun emotionele reacties.
“En dit is dus Fabrizio, de zoon van Luca en de kleinzoon van jouw Edoardo”.
Er gaat een diepe zucht door de showroom. De aanwezigen waren allen in de ban van het verhaal. Dan barst er een uitzinnig applaus los. Iedereen brengt een staande ovatie uit.

Fabrizio heeft Rachel in zijn armen genomen.
“Ciao Nonna Rachel,” zegt hij snotterend.
“Mio Dio, io sogno?” “Mijn God, droom ik?” vraagt Rachel. Ze weet heel goed dat dit haar kleinkind niet is maar het voelt wel zo. Het kleinkind van Edoardo. Zelf heeft ze geen kleinkinderen gekregen door de dood van de tweeling, nu heeft ze de kleinzoon van Eduardo in haar armen. Dat is pas de hoofdprijs winnen. Wat een fortuinlijke dag.

Elles Jansen, 12 oktober 2012