dinsdag 30 april 2013

Sprookjes bestaan niet, of toch wel?

inzending schrijfwedstrijd op de schrijverssite Boekvoorhaar.

Opdracht: schrijf het schuin gedrukte verhaaltje verder af. Max 1500 woorden.

 

Met grote tegenzin heb ik mijzelf naar dit themafeest geduwd.

‘Het is goed voor je om er eens uit te zijn,’ moest ik constant, van verschillende vrienden, aanhoren. Doch, hier aangekomen vraag ik mij nog steeds af wat er goed aan zou kunnen zijn. Ik voel mij niet op mijn gemak in mijn outfit, die mijn vrienden mij ongewenst cadeau hebben gedaan, met het oog op dit feest.
Ach, ze bedoelen het goed.

Ik bestel een kop koffie en besluit om het feest braaf uit te zitten. Met een geforceerde glimlach op mijn gezicht kijk ik quasi belangstellend in de rondte. Het is heel moeilijk om als single ergens binnen te stappen zonder dat je de mensen goed kent. En een nieuwe relatie, ik moet er niet aan denken!
Mijn aandacht wordt getrokken door een vermakelijke lach en automatisch zoek ik naar de eigenaar (eigenaresse) van die heerlijke stem. Mijn ogen ontmoeten een bijzonder stel mooie ogen en even staat mijn hart stil. Vergis ik mij? Keken wij elkaar langer aan dan gebruikelijk is?


De muziek uit Duizend en één Nacht vult de ruimte. Het orkest, voor de gelegenheid ook uitgedost in exotische jurken en Dothi-broeken, fonkelende sieraden en een grote tulband op het hoofd van de drummer. De hoge fluittonen betoveren het publiek, een opgewonden geroezemoes vult de ruimte. Met mijn in satijnen handschoenen verpakte hand pak ik een glas champagne van het zilveren dienblad van een passerende ober. Hij kijkt met vriendelijk aan, ik zie een lichte bewondering in zijn ogen als deze langzaam over mijn outfit glijden. Dat geeft me moed. Als je ergens bent waar je niemand kent, is elke vriendelijke blik welkom en een waarderende blik doet wonderen met je zelfvertrouwen. Ik glimlach terug maar besef dat hij mijn mond niet kan zien, de sluier laat niets van mijn gelaat zien. Alleen mijn zwaar opgemaakte ogen zijn zichtbaar. Zorgvuldig heb ik vanavond voor de gelegenheid laag voor laag aangebracht. Eerst zwarte eyeliner en kohlpotlood. Toen goud en glitterpaars met een in water gedoopt kwastje. Ik heb een waar schilderwerkje verricht, al zeg ik het zelf. Totaal onherkenbaar en mijn ogen zijn zo sprekend dat ze het sterkste onderdeel van mijn vermomming zijn geworden.

De prachtige, soepele stof van de oranje jurk valt als een waterval naar beneden. De jurk omsluit mijn borsten om vlak eronder met een strakke brocante band uit te waaieren tot op mijn Turkse muiltjes. Daar ben ik ook gelukkig mee, met mijn muiltjes. Ik sta hiermee stevig op de grond, hoef niet bang te zijn te struikelen op onmogelijke punthakken.  Het zou niet de eerste keer zijn…

Nippend aan mijn champagne, kijk ik om me heen. Mijn ogen volgen de dansende paren op de dansvloer en vervolgen hun weg naar de gasten die vanaf de zijkant toekijken of in gesprek zijn. Niemand staat alleen. Ik voel me terug kwetsbaar worden, de bemoedigende blik van de ober lijkt een eeuwigheid geleden. Opeens gaat er een rilling over mijn rug. Ik voel me bekeken en draai mijn hoofd een beetje naar rechts. Daar zijn ze weer, diezelfde mysterieuze prachtige ogen die de mijne aan het begin van de avond al hadden geraakt. Ze houden opnieuw mijn blik gevangen. Dat is geen toeval meer. Mijn hart maakt een sprongetje, ik schrik van mezelf.

Snel draai ik mijn hoofd de andere kant op en probeer in beweging te komen maar mijn benen voelen als kauwgom. Dit mag niet, ik wil dit niet. Ik ben hier nog niet aan toe.

Ik neem een grote slok uit mijn glas, de alcohol brandt in mijn slokdarm. Het helpt, mijn benen willen weer en ik loop tussen de dansende paren naar de overkant van de zaal. De tuindeuren staan open en ik wandel de tuin in. Frisse lucht. Heerlijk. Een zachte lentebries voert de toverfluiten mee naar buiten. De bezwangerde lucht van in bloei staande kersenbloesembomen vult mijn neusgaten. Ik adem diep in. Langzaam verdwijnt de paniek die ik op voelde komen. Ik maak de sluier los en laat de buitenlucht mijn verhitte gezicht beroeren. Iets verder op staat een bankje en ik ga zitten. Met mijn ogen dicht adem ik diep in en weer uit. Mijn gedachten voeren me terug naar oudjaar. Mijn man had die avond uitgekozen om te sterven. Hij was aan het einde gekomen van zijn krachten, wilde niet meer verder strijden. Jaren heeft hij steeds een stukje in moeten leveren, hij wist dat hij op een dag niet meer zou kunnen ademen. De spierziekte had alles aangetast. Eerst zijn benen, hij kwam in een rolstoel. Toen konden we nog best veel doen. We hebben gereisd en bezochten musea en concerten.

Toen kon hij zijn handen niet meer bewegen, hij had bij alles hulp nodig. Nog steeds gingen we, nu in een gemotoriseerde rolstoel, er op uit. Tot ook dat niet meer ging. Onze wereld moest naar binnen komen in ons huis. Vrienden kwam op bezoek. Brachten verhalen mee uit verre landen, foto’s en videofilms voerden ons mee naar plaatsen die onbereikbaar waren maar toch weer niet.

Een bevriende huisarts heeft hem uit zijn lijden geholpen, hij wou dat ik het nieuwe jaar in zou gaan met een nieuwe start. Een nieuw leven, gedaan met mantelzorg. “Nu wordt het jouw tijd” zei hij vlak voor hij ging. Hij nam de dodelijk cocktail in met een proostend gebaar. “Op jou schat, dank voor alles. Op het nieuwe jaar, gelukkig nieuwjaar.”

Toen het vuurwerk buiten losbarstte was binnen de stilte oorverdovend.
“Mag ik?”
De diepe stem haalde me onmiddellijk terug in het heden. Ik keek op en wist in welke ogen ik zou kijken.
Ik kon geen woord uitbrengen en knikte alleen maar.
Mijn hart bonkt zo hard dat ik ervan overtuigd ben dat hij het kan horen, of anders toch kan voelen op dit houten bankje want ik voel de aarde onder me bewegen.

“Duizend en één sterren” zegt hij en wijst naar de hemel. Inderdaad, de sterren fonkelen om het hardst.
Mijn ogen zoeken de poolster, me inbeeldend dat het Paul is dit op me neerkijkt.
“Ik ken hier niemand, en jij?”
“Ik ook niet.”
“Hoe ben je dan hier verzeild geraakt mooie prinses?”
“Ach, zoals in een sprookje maar dan bedacht door een boze stiefmoeder” zeg ik in een poging het luchtig te houden. De moeder van Paul moest eens weten, de schat. Zij heeft me hier naar toe gedirigeerd onder het mom van “je moet er eens  uit, onder de mensen komen. Paul zou dat ook gewild hebben. De tijd om te rouwen is voorbij. Wees nu eens dankbaar wat Sonja voor je geregeld heb en ga naar dat feest.” De tijd om te rouwen is voorbij! Dat maak ik zelf wel uit.
“Tja boze stiefmoeders, spreek me er niet van, mogen schoonmoeders daar ook voor doorgaan?”
Nu word ik toch wel een beetje nieuwsgierig en kijk opzij. Mijn vragende blik moedigt hem aan om verder te praten.
“Wie denk je dat ik voor moet stellen?”
“Een sultan?”
“Fout, nieuwe poging. Je krijgt er drie.”
“Drie?”
“Ja drie, anders zwaait er wat.”
Ik moet lachen.
“De Sjah van Perzië.”
“Warm, laatste poging.”
“Ik geef op.”
“Nu al? Ik had je toch wel hoger ingeschat. Bang?”
Hij steekt zijn hand uit tot vlak bij mijn gezicht. Ik hou mijn adem in en bedwing te neiging om op te staan en weg te rennen nu het nog kan.
Hij raakt me niet aan, pakt de punt van de sluier en bevestigt deze terug vast met het haakje.
“Zo, anders komt er helemaal niks van.”
Ik kijk hem vragend aan.
“Ik ben Koning Sjahriaar uit Duizend en één nacht. Bedrogen door mijn ex-vrouw.”
Hij zegt het zo serieus dat ik het wel uit mijn hoofd laat om te lachen.

Zijn ogen worden droevig als hij zijn verhaal begint. Hij vertelt het zonder diep in details te treden maar uit alles blijkt dat zijn vertrouwen in de vrouwen een behoorlijk deuk heeft opgelopen. Zijn ex-schoonmoeder is hem altijd blijven steunen. Keurt het gedrag van haar dochter sterk af en gaat niet meer met haar om. Ze houdt zijn huis schoon, vult zijn koelkast met eten en klaargemaakte maaltijden. Ze wast en strijkt en zorgt dat hij niets tekort komt.
“Ze is als een moeder voor me” zegt hij. De zijne is er vandoor gegaan toen hij vijf was.
En nu had zijn schoonmoeder besloten dat het maar eens klaar moest zijn met rouwen. Hij moest maar weer eens op zoek. Ze kende nog wel een leuke vrouw die ook het nodige had meegemaakt. Ze was er jaren over de vloer gekomen als Wijkverpleegkundige voor de verzorging van haar man die inmiddels gestorven was.
Opeens ging er een vonk door me heen. Sonja! Zij had het kaartje voor dit gekostumeerd bal aan me gegeven. Samen met de doos waar mijn jurk en muiltjes in zaten.

“Je moet er eens uit meid. Je kan niet blijven treuren. Dat zou Paul nooit gewild hebben.”
 “Wil jij mijn Scheherazade zijn, en me duizend-en-één verhalen vertellen. Misschien dat ik tegen het eind wel zover ben om vrouwen weer te vertrouwen.” Hij zegt het met een lachje maar toch.
Ik kijk naar de sterrenhemel en zie een vallende ster.
“Ik geloof niet zo in sprookjes” zeg ik terwijl ik opsta.
Hij staat ook op en pakt mijn hand.
“Ik ook niet maar het leven is maar kort. Te kort om onverwacht geluk zomaar te verspillen.”
De gedachte aan nog duizend en één eenzame nachten laten me stilstaan.
“Oké, laten we zien wat het brengt.”

Ik ga op mijn tenen staan, geef hem snel een kus op zijn verbouwereerde gezicht en maak me uit de voeten. Een beetje ongemakkelijk want ik ben door mijn onbehouwen en spontane reactie uit mijn rechtermuiltje geschoten. Ik ren door en bij de deur draai ik me om. Daar staat hij in het maanlicht met mijn muiltje in zijn handen.

Een uitbundige lach borrelt in me op en ik loop zo snel als waardigheid toelaat, de balzaal door naar de garderobe. De vrouw achter de balie heeft in de gaten dat ze snel moet zijn en binnen een seconde ligt mijn jas met tasje voor me gereed. Terwijl ik me naar de uitgang haast vis ik de sleutels van mijn Lelijke Eend uit mijn tasje.

Ik trek aan de pook naast het stuur en prevel een schietgebedje, please start nu. Met een luide knal uit de geroeste knalpijp ontsnapt er een rookwolk uit het achterste van mijn Eend en schokkend kom ze in beweging. Ik zie nog net een gestalte aan komen rennen in mijn achteruitkijkspiegeltje……

 

 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten