zaterdag 26 januari 2013

De Stoel


Ik ben al heel oud. In 1853 met liefde gemaakt door Johannes Broeren. Mijn armleuningen en onderstel hebben heel vaak de beroering door zijn handen mogen ervaren. Eerst hardhandig, met schaven, beitels en nog ander gereedschap. Later werd ik licht gekieteld toen hij met schuurpapier mijn geraamte zo glad maakte als de huid van een nectarine. Mijn kenmerken kwamen tot leven en voorzien van een olielaklaag, werd ik beschermd tegen invloeden van kou en warmte van de haard en de zon.
Deze schurende behandeling, gevolgd door een heerlijk geurende voedende laklaag is in de loop der jaren vaak herhaald. Ook de bekleding van mijn rug en zitvlak is in de loop der jaren meermalen veranderd. Van zacht fluweel naar prachtige zware zijde uit het verre oosten.
De geur, mmm, als ik daar nog aan denk. Dat is beslist de meest glorieuze periode uit mijn leven geweest.

Ik heb ook gereisd, veel gereisd. Ik ben in Frankrijk geweest, Duitsland, Italiƫ en nu woon ik in Nederland.
De mooiste herinneringen heb ik aan Frankrijk. Daar woonde ik in een prachtig kasteel. De dames die bezit van mij namen waren goed gemanierd. Ze zaten stil, waren ook niet zo zwaar.

Het is in Frankrijk waar ik voor het eerst in mijn leven kennis maakte met luxe. Hier kreeg ik de prachtige zijde waarover ik eerder sprak. Een patroon van bloemen, zo prachtig. Pasteltinten die in elkaar overliepen zoals inkt vervloeit in een glas water. De bloemen kon je ruiken in mijn stof. Het klinkt misschien onwerkelijk, maar toch beleefde ik het zo.

Over Duitsland wil ik het liever niet hebben. Hier werd ik absoluut niet gewaardeerd. Ik werd opzij gesmeten, vertrapt onder laarzen en de vellen hingen aan mijn geraamte. Je zou terecht van mishandeling kunnen spreken. Ik was toen al zo’n jaar of negentig.

Verlaten en vergeten heb ik jaren doorgebracht op een zolder. Helemaal gehavend en onder het stof. Tot ik ontdekt werd, bejubeld en in de hemel geprezen. Ik zou het helemaal gaan maken.

Mijn transport verliep zachtjes, luchtgeveerd. Zo ben ik in Nederland terechtgekomen. Opnieuw maakte ik kennis met een zeer liefhebbende man en handen die wisten wat ik verlangde. Karel Verschuren, onthoudt zijn naam goed, hij is een genie. Nadat mijn geraamte helemaal weer was geschuurd, geolied en opnieuw geschuurd en geolied stond ik naakt in zijn atelier. En toen kwamen de stoffen, ze ruisten tegen mijn armen, streken langs mijn benen. Ik smeekte, smeekte om Chinese zijde maar helaas. Mijn stem was niet luid genoeg of Karel was slechthorend. Uiteindelijk heb ik groene, fluwelen kleding gekregen. Niet zo opwindend maar goed, zo jong ben ik uiteindelijk ook niet meer.

Op een podium werd ik geprezen, mensen wilden mij hebben. Ze hadden er zelfs geld voor over. Tegen opbod werd ik verkocht.

Vol opwinding over mijn nieuwe thuis stond ik te fantaseren in het depot. Even dacht ik dat mijn einde naderde toen ik in een houten kist werd gezet. Maar mijn gezonde verstand nam het onmiddellijk over, dan zou men toch niet zoveel geld voor me betalen? Na een ritje in duisternis kwam ik tot stilstand. Het deksel ging eraf. Opnieuw enkele kreten van bewondering. Ik werd gelift, letterlijk. Eerst uit de kist en toen met een vierkant kamertje dat zacht naar boven zoefde. Mijn nieuwe thuis is voor mij een soort rusthuis. Ik ben met pensioen. Er mag niemand meer bezit van mijn nemen, aanraken is ook verboden. Dat laatste betreur ik wel. Wie wil er nu niet af en toe gestreeld worden. Maar ach, het is bekend dat men in een museum alleen maar mag kijken en niet aankomen.

 

© Elles Jansen 2012

 

 

 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten