vrijdag 9 november 2012

De Venetiaanse affaire

 

Julia legt haar handbagage in het kastje en gaat zitten. De stoel naast haar is leeg en daarnaast zit een man met oortjes in uit het raampje te kijken. Ze vraagt zich af of de stoel leeg gaat blijven nu haar vriendin Anne op het laatst geannuleerd heeft.

De steward komt langs de stoelen gelopen, sluit alle kleppen van de bagagekastjes en kijkt of alle passagiers de gordels vasthebben. De motoren draaien. Er ontstaat wat commotie bij de ingang en dan komt er een lange slanke knappe kerel het smalle gangpad ingelopen. Hij stopt bij Julia en opent het bagagekastje om zijn koffertje in te stoppen.

“Sorry voor het storen, maar ik heb de stoel naast u,” zegt hij met warme stem met een Italiaans accent.
Julia maakt de veiligheidsriem los en stapt naast het gangpad. De man schuift langs haar en neemt plaats. Een muskusachtige geur prikkelt haar neus.
“Tonio, aangenaam” zegt hij.
“Julia”
“Dat was maar op het nippertje” zegt Julia.
“Ja, zeg dat wel” zegt Tonio.
“Gaat u naar Venetië?” vraagt hij.
“Ja voor de eerste keer” antwoordt Julia.
“Prachtige stad, maar ik ben bevooroordeeld. Ik woon er namelijk en ken elk hoekje” zegt Tonio.
De motoren van het vliegtuig zwellen aan en even later stijgen ze op.

Julia sluit haar ogen en knijpt onwillekeurig in de stoelleuning en voelt dan plotseling een warme hand een geruststellend kneepje geven. Ze kijkt opzij en kijkt en de warme ogen van haar buurman.
“Er gebeurt niks hoor” zegt hij “autorijden is gevaarlijker.”
“Ik weet het maar ik kan er niks aan doen.”
Ze raken aan de praat over Venetië en in de ontspannen sfeer laat Julia ontvallen hoe teleurgesteld ze is dat haar vriendin op het laatste moment niet meeging omdat het terug aan was met haar vriend. Ze eindigt met op te merken dat ze het zonde vond om te annuleren, er was geen geldige reden dus dan zou ze haar geld kwijt zijn. Bovendien had ze zich zo lang al verheugd op een bezoek aan de fabelachtige stad die langzaam in het water zou verdwijnen dat ze besloten had er het beste van te maken op haar eentje.
Tonio verzekert haar dat Venetië zo betoverend is dat ze zich geen moment zal vervelen en ook niet eenzaam zal voelen tussen de gastvrije Italianen.
Het vliegtuig zet de daling in en als ze de koffers opwachten bij de bagageband nemen ze afscheid.

Julia houdt een taxi aan en noemt het adres van het hotel. Op haar kamer aangekomen merkt ze de enorme bos bloemen op die op het antieke tafeltje voor het raam staan. Nieuwsgierig kijkt ze op het kaartje en leest “Geniet van je verblijf Julia”. Er staat geen afzender op het kaartje. Ze belt naar de receptie en wordt bevestigd in haar vermoeden. De bloemen zijn afgegeven door een koerier. Afzender onbekend.
Ze zullen wel van Anne zijn, denkt Julia. Uit schuldgevoel natuurlijk.

Het is nog vroeg in de middag en Julia wil geen kostbare tijd verliezen. Ze pakt haar tas, de Marcopologids en haar fototoestel en verlaat het hotel.
Na het San Marcoplein loopt ze de steegjes in. Zoveel winkeltjes, ze weet niet waar ze eerst moet kijken. Dan wordt haar aandacht getrokken door een ronddraaiend Venetiaans masker in een Antiekzaak. Goud glinstert in het spotlicht en de zwarte en dieppaarse kleuren geven het masker iets mysterieus. De andere maskers in de etalage zijn ook schitterend maar verbleken bij dit prachtexemplaar. De prijzen liegen er niet om, echter bij het ronddraaiend masker is geen prijskaartje te zien. Vast onbetaalbaar, of wellicht niet te koop denkt Julia.
Met moeite rukt ze zich los.
Inmiddels valt de schemering in. Julia is zo ver afgedwaald dat ze opeens tot de ontdekking komt dat ze het commerciële deel al lang achter zich heeft gelaten. Haar rammelende maag herinnert haar aan het feit dat ze al sinds ze het vliegtuig verlaten heeft, niets meer gegeten heeft. Ze haast zich terug naar het hotel. Gelukkig beschikt ze over een zeer goed oriëntatiegevoel en al snel raakt ze door de wirwar van straatjes terug op het San Marcoplein en even later staat ze in de lobby van het hotel. Ze besluit zichzelf toch even tijd te gunnen om zich op te frissen voor het diner en gaat naar haar kamer.

Ze opent de deur en wil het licht aandoen maar ziet dat de schemerlampjes boven haar bed branden. Wat gek, ze kan zich niet herinneren dat ze die lampjes had aangedaan.
Terwijl ze de kamer verder inloopt valt haar oog op een pakje op haar hoofdkussen. Ze pakt het op en merkt dat het verbazend licht weegt. Ze maakt de envelop open die op het pakje vastzit en haalt het kaartje eruit. In zwierige zwarte inkt staat een mysterieuze boodschap.

“Trek de zwarte jurk aan en draag de inhoud van dit pakje, kom daarna naar de lobby.”

Zwarte jurk? Ik heb helemaal geen zwarte jurk, denkt Julia.
Ze pakt het pakje uit en schrikt als ze het masker ontwaart wat ze eerder die middag heeft gezien op het ronddraaiende plateau in het oude centrum. Het is van zeer delicaat materiaal en heeft een kort steeltje aan de zijkant.

Is dit wel voor haar? Is het niet op de verkeerde kamer neergelegd? Ze loopt de badkamer in en slaakt een gil als ze een zwarte lange jurk ziet hangen voor de spiegel. Een paar zwarte lange fluwelen handschoenen liggen op de wastafel en zwarte pumps staan bij het kleedje op de grond.
Er ligt opnieuw een envelop, dit maal met haar naam erop. Op het kaartje staat: ik hoop dat hij past.

Ze weet niet wat ze moet doen maar uiteindelijk overwint haar nieuwsgierigheid de twijfel en trekt ze de prachtige soepele jurk aan. Aan de rechterzijde zit een split tot halverwege haar bovenbeen. De jurk zit perfect. Ze stapt in de pumps die eveneens als gegoten aan haar voeten glijden. Ze steekt haar haren op, werkt haar make-up bij en pakt het masker in de slaapkamer. Als ze het voorhoudt en in de spiegel kijkt herkent ze de vrouw niet die ze voor haar ziet staan.
Voor ze zich kan bedenken gaat ze naar de lobby. Daar staat Tonio!
“Dag Julia,” zegt hij met omfloerste stem. “Ik ga je een onvergetelijke avond bezorgen.”

Wat romantisch denkt Julia en ze stort zich welbewust in het avontuur als ze haar arm door de zijne steekt en door de draaideur naar buiten wandelt.

Vlak bij het hotel is een gracht en ze dalen het trapje af naar de klaarliggende gondel. Terwijl ze wegvaren geniet Julia van de prachtige oude lantaarns op de bruggen en langs de kade. Ze varen een klein kwartier en meren dan aan bij een Venetiaans paleis. Vol verwachting tilt ze haar jurk op en pakt de aangereikte hand aan van Tonio. Heel de weg heeft hij niets gezegd. Zo mysterieus allemaal. Ze lopen de met kaarsen verlichte hal in en Julia hoort muziek en geroezemoes. Tonio gebiedt haar het masker voor te houden als er mensen aan komen lopen door de lange gang. Als de mensen voorbij gelopen zijn opent hij een deur en duwt haar zachtjes in haar rug de openstaande ruimte in. Het is er pikkedonker. De deur sluit achter haar en het blijft donker.

“Julia, Julia” hijgt Tonio in haar nek. “Heb je nooit geleerd niet met vreemde mannen mee te gaan?”

Julia schiet in de lach, ze laat zich zomaar niet op stang jagen.

“Jij wilt het mysterieuze Venetië ontdekken he?” zegt hij. “Wacht hier maar even, en niet omdraaien”  en ze voelt iets prikken in haar bovenarm maar het was zo snel dat ze denkt het zich te verbeelden. Dan voelt ze een koude luchtvlaag en bevindt zich nog steeds in het donker. Ze hoort een klik en probeert te denken of de deur nog op slot ging of gewoon gesloten werd. Ze voelt zich raar zweverig en even later zakt ze neer op de vloer.

Als ze bijkomt ligt ze op een enorm bed, haar armen en benen vastgebonden aan de spijlen van een groot hemelbed. Rondom haar staan vijf mannen, ze dragen allen Venetiaanse maskers en kostuums uit de vorige eeuw. Ze heeft haar kleding nog aan, zelfs het masker ligt op haar gezicht.
Ze schudt wild met haar hoofd maar het masker is vastgemaakt en blijft zitten.
Ze wil praten maar haar tong is verdoofd. Alsof ze bij de tandarts is geweest.
Wat moeten die mannen, waar is Tonio?


 

© Elles Jansen / november 2012

 

1 opmerking:

  1. Begint het spannend te worden, stop jij met schrijven! Meid, kom op met dat vervolg ;-)

    BeantwoordenVerwijderen